Lokale Heffingen

Algemeen (lokale heffingen)

Terug naar navigatie - Algemeen (lokale heffingen)

Lokale heffingen hebben tot doel dat de gemeente door het verwerven van eigen middelen dekking vindt van haar uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken. De invoering, wijziging of intrekking van lokale heffingen dient door middel van een door de gemeenteraad vast te stellen verordening te geschieden. De definitieve vaststelling van de tarieven door de gemeenteraad vindt plaats in november 2023. De in november vast te stellen tarieven kunnen o.a. door afrondingen afwijken van de in deze paragraaf vermelde tarieven.

De lokale heffingen bestaan uit de gemeentelijke belastingen, rechten en retributies. Deze vormen een belangrijke inkomstenbron voor de gemeente, welke vooral door de burgers dienen te worden opgebracht. Lokale belastingen worden onderscheiden in heffingen waarvan de besteding gebonden dan wel ongebonden is. Ongebonden lokale heffingen (OZB) worden tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend, omdat zij niet aan een inhoudelijk begrotingsprogramma zijn gerelateerd. De besteding is niet gebonden aan een bepaalde taak. Gebonden heffingen, zoals de afvalstoffen- en rioolheffing, worden verantwoord op het betreffende programma en worden niet tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend.
Voor het betalen van rechten en retributies verricht de gemeente diensten. De kosten van de gemeentelijke dienstverlening worden doorberekend in de tarieven. Het beleid is er op gericht deze kosten zoveel mogelijk te beperken en daar waar mogelijk rechtvaardiger te verdelen. Hierdoor wordt een evenwichtige lastenverdeling bereikt.

Volgens het Besluit Begroting en Verantwoording dient de paragraaf betreffende de lokale heffingen tenminste te bevatten:
•    de geraamde inkomsten;
•    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
•    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd.
•    een aanduiding van de lokale lastendruk
•    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

De paragraaf Lokale Heffingen geeft inzicht in de diverse gemeentelijke belastingen en de consequenties daarvan voor de inwoners van Oldenzaal.

Inkomsten lokale heffingen

Terug naar navigatie - Inkomsten lokale heffingen

Van elke euro die huishoudens en bedrijven in Nederland aan belastingen en sociale premies betalen gaat in 2023 3,2% naar de gemeenten. De decentrale overheden nemen samen 4,6% voor hun rekening, de rijksoverheid 95,4%. Het aandeel van de gemeente Oldenzaal aan ontvangen belastingen en retributies bedraagt in dit geheel circa € 20 miljoen.

 

Grafiek: uit Coelo-atlas overzicht van de lokale lasten 2023

 

Overzicht inkomsten gemeentelijke heffingen

Terug naar navigatie - Overzicht inkomsten gemeentelijke heffingen
2022 2023 2024
 Gemeentelijk heffing raming realisatie raming Realisatie t/m 9 juli raming
Afvalstoffenheffing 4.005.719 3.994.274 3.934.698 3.106.190 3.889.714
Begraafplaatsrechten 201.649 213.893 201.649 74.465 219.515
Hondenbelasting 117.877 116.579 0 0 0
Leges burgerzaken 448.913 400.006 448.913 203.863 448.913
Leges omgevingsvergunning 719.000 1.046.014 719.000 203.136 719.000
Leges overig 56.998 12.914 56.998 30.433 56.998
Marktgelden 51.014 21.283 51.014 11.774 51.014
OZB eigenaren woning/niet-woning 6.896.164 6.914.499 7.442.527 7.409.249 8.041.184
OZB gebruikers niet-woning 1.735.447 1.807.123 1.858.837 1.822.830 1.993.603
Rioolheffing c.a. 3.120.389 3.081.344 3.135.035 3.176.473 3.545.358
Parkeerbelastingen 783.391 769.491 686.069 307.029 686.069
Precariobelasting 21.618 0 0 0 0
Reclamebelasting 106.482 96.255 112.285 92.455 112.285
Toeristenbelasting 96.140 107.392 96.140 -28.646 96.140
Totaal 18.360.801 18.581.067 18.743.165 16.409.251 19.859.793

Beleid ten aanzien van de lokale heffingen en ontwikkeling tarieven

Terug naar navigatie - Beleid ten aanzien van de lokale heffingen en ontwikkeling tarieven

Beleidskaders
Het beleid betreffende de lokale heffingen is opgenomen in:
•    de diverse belastingverordeningen en -regelingen;
•    het coalitieakkoord 2022-2026;
•    landelijke wet- en regelgeving.

Verruiming lokaal belastinggebied 
Al jaren wordt een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied bepleit. In het regeerakkoord van december 2021 is opgenomen dat een nieuwe financieringssystematiek wordt uitgewerkt voor de periode na 2025 om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Waarom is uitbreiding nodig?

• Het zorgt voor meer ruimte om eigen keuzes te maken voor lokale prioriteiten. Nu bestaat minder dan 20% van de gemeentelijke inkomsten uit gemeentelijke belastingen en heffingen. 
• Het heffen van belasting vergroot de betrokkenheid van burgers met de gemeente als decentrale overheid. 
• Een eigen belastinggebied geeft de gemeenteraad de mogelijkheid verantwoording af te leggen over financiële keuzes en een buffer op te bouwen. 
• Het maakt gemeenten minder afhankelijk van het rijk. Meer dan 60% van de inkomsten van gemeenten komt nu uit het gemeentefonds. Deze financiële afhankelijkheid kan voor complicaties zorgen in de samenwerking met het rijk bij de aanpak van maatschappelijke opgaven. 

Momenteel wordt er tussen rijk en gemeenten hierover gesproken. De randvoorwaarden beschreven in een notitie van Alexander Rinnooy Kan en Maarten Allers zijn daarbij van belang. Deze zijn:

• De financiële verhoudingen zijn op orde. Uitbreiding van het belastinggebied moet immers macrobudgettair neutraal en lost daarmee bestaande financiële tekorten van gemeenten niet op. 
• Geen verhoging vindt plaats van de totale lastendruk. Uitbreiding van de gemeentelijke belastingen is onlosmakelijk verbonden met een navenante verlaging van de rijksbelastingen (mogelijk gemaakt door een verkleining van het gemeentefonds). 
• Een groter belastinggebied is geen doel op zich, maar dient om de band tussen bepalen, betalen en verantwoorden te versterken. 
• Het moet gaan om een substantiële uitbreiding. 
• De horizontale, democratische verantwoording waarborgt verantwoorde heffing. Limitering van de opbrengsten via rijksregelgeving past daar niet bij. 
• Gemeenten beslissen zelf in welke mate ze welke lokale belasting gebruiken. 
• Voor de belastingbetaler is de herziening zo veel mogelijk inkomensneutraal. Koopkrachteffecten moeten waar mogelijk door het rijk worden geneutraliseerd. 
• Voor de belastingbetaler moet zichtbaar zijn dat er sprake is van een verschuiving en geen verhoging. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en gemeenten. 
• Vereenvoudiging door afschaffen van kleinere heffingen is alleen mogelijk als er sprake is van aanvaardbare financiële gevolgen op gemeentelijk niveau. 
• De regeling is uitvoerbaar voor gemeenten. 
• Bij de verdeling van het gemeentefonds blijft verevening van belastingcapaciteit een van de uitgangspunten. 

De VNG zet zich hiervoor in. De komende maanden verwachten we meer duidelijkheid. 

De Omgevingswet en leges
De Omgevingswet treedt definitief in werking op 1 januari 2024. Door deze inwerkingtreding kan er veel veranderen. Dit is sterk afhankelijk van onze lokale ambities, beleidsinvulling en inrichtingskeuzes. In het transitieplan voor de gemeente Oldenzaal om te komen tot een omgevingsplan maakte de gemeenteraad de keuze om in principe beleidsneutraal over te gaan en stapje voor stapje toe te werken naar een omgevingsplan. Voor de leges veranderen er een aantal zaken:

•    De Omgevingswet staat nieuwe activiteiten toe om leges over te heffen
•    (Op termijn ontstaan mogelijk) minder vergunningplichten
•    Meer integrale vergunningen (meerdere gezagen betrokken)
•    Planactiviteiten worden minder complex (of juist complexer)

Naast de Omgevingswet krijgen we te maken met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). In juli 2022 is in de eerste kamer de motie Crone aangenomen. De inwerkingtreding van de Wkb wordt hiermee mogelijk opgeschort. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer deze wet dan wel in gaat. Op het moment dat de Wkb in werking treedt, veranderen er een aantal zaken:

•    De ‘knip’: het splitsen van de bouwtechnische en de ruimtelijke vergunning
•    Gemeentelijke kosten worden op onderdelen hoger of lager
•    Gemeentelijke kosten verschuiven gedeeltelijk naar de private kwaliteitsborging

Waterzorgheffing
Wateroverlast en verdroging vragen steeds meer maatregelen in de publieke ruimte. Meer percelen kunnen in de heffing worden betrokken, want van de maatregelen in de publieke ruimte heeft iedereen profijt. De huidige verordening Rioolheffing (model VNG) dekt dan niet meer de lading 
Het schept een beeld van een belasting voor een buizenstelsel. Bij belastingplichtigen die daar niet op zijn aangesloten roept dat weerstand op. De gemeentelijke watertaken omvatten een breed palet. Zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater hebben een centrale plaats in de ordening van de publieke ruimte. Gemeenten moeten maatregelen nemen om wateroverlast en -schade te voorkomen. Denk aan het onderhoud van bermen en slootkanten om overtollig water af te voeren, zodat er over een droge weg kan worden gereden. Iedereen heeft daar profijt van. De VNG heeft hiervoor een nieuw modelverordening Riool- en Waterzorgheffing opgesteld. Bij invoering is een zorgvuldige communicatie en belangenafweging naar nieuwe belastingplichtigen van belang. Bijvoorbeeld cultuurgronden en natuurterreinen dragen nu veelal nog niet bij in de kosten van de gemeentelijke watertaken.   

Administratief beroep kwijtschelding
Tegen beschikkingen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingen is op dit moment alleen administratief beroep mogelijk. De wetgever wil dit wijzigen. In de toekomst is in beide gevallen eerst bezwaar bij de invorderingsambtenaar mogelijk en daarna is de fiscale rechter bevoegd (rechtbank in eerste aanleg, gerechtshof in hoger beroep en Hoge Raad in cassatie). De Invorderingswet is hiervoor al eerder aangepast, voor inwerkingtreding is alleen nog een Koninklijk Besluit nodig. Het voorstel maakt onderdeel uit van de stroomlijning van de invorderingsregelgeving voor belastingschulden en toeslagschulden door de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft aangegeven hier meer tijd voor nodig te hebben. Er zijn politieke geluiden dat de invoering mogelijk per 2024 wordt ingevoerd.

No cure – no pay bij de uitvoering van de Wet WOZ wordt aangepakt
Gemeenten moeten een vergoeding betalen als via no cure – no pay bureaus (NCNP-bureaus) de WOZ -waarde van woningen en bedrijven wordt aangepast. Dat kan gebeuren wanneer NCNP-bureaus namens burgers een bezwaarschrift indienen bij de gemeente of door een beroep bij de rechter. Dat levert die bureaus zo veel geld op dat er sprake is van een verdienmodel. Burgers profiteren daar niet van. Terwijl de regeling is bedoeld als kostenvergoeding voor burgers. De enorme toename van de bureaus heeft een aantal maatschappelijk ongewenste gevolgen:

1. De uitvoering van de Wet WOZ loopt vast. 
2. De rechters komen te weinig toe aan andere zaken. 
3. De relatie met de burger formaliseert. 
4. In 2021 keerden gemeenten € 18 miljoen uit aan kostenvergoedingen.

Naar aanleiding van deze maatschappelijk ongewenste gevolgen, hebben 15 uitvoeringsorganisaties, waaronder GBTwente, een brandbrief verstuurd naar staatssecretaris Fiscaliteit, de heer mr. Marnix van Rij. De staatssecretaris kondigde vervolgens aan maatregelen te nemen. Dit heeft hij bij de VNG Belastingconferentie op 21 en 22 maart 2023 in Arnhem (Papendal) toegelicht. Enkele dagen later (23 maart) heeft hij een plan van aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin zijn een aantal maatregelen opgenomen die zich richten op het wegnemen van de financiële prikkel om namens belanghebbenden te procederen met alleen als doel een proceskostenvergoeding of een vergoeding van immateriële schade te krijgen. De voorgestelde maatregelen zijn: 
1. Standaard uitbetalen van de vergoedingen voor de WOZ aan de belanghebbende. 
2. Een apart regime voor het recht op een proceskostenvergoeding voor de WOZ. 
3. Geen toekenning van proceskostenvergoeding als de WOZ-waarde slechts licht wordt bijgesteld. 
4. Verplicht informeel traject voor de WOZ. 
5. Intensiveren van de handhavingsstrategie bij de zogenoemde parallelimport van motorrijtuigen. 
6. Niet langer uitkeren van de vergoeding van immateriële schade bij de WOZ. 

Met de VNG wordt gewerkt aan de verdere uitwerking van de nieuwe regels die vanaf 2024 moeten worden ingevoerd. 

Ontwikkeling tarieven
De tarieven voor de riool- en afvalstoffenheffingen worden geraamd op basis van het uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt gestreefd naar 100% kostendekking. De voor 2024 geldende tarieven voor de OZB stijgen met een gemiddelde inflatiecorrectie van 7,25% als u akkoord gaat met het aangeboden dekkingsplan. Deze verhoging kan overigens voor meerdere belastingen en rechten van de gemeente Oldenzaal worden doorgevoerd indien u daartoe besluit. Dit geldt uiteraard met uitzondering van die tarieven, die het rijk heeft vastgesteld, dan wel gemaximeerd.

Overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen

Terug naar navigatie - Overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen

AfvalstoffenheffingAfvalstoffenheffingAfvalstoffenheffingAfvalstoffenheffingGemeenten zijn beperkt in de soorten belastingen die ze mogen heffen. Deze zijn limitatief opgesomd in de wet. Naast belastingen, heft de gemeente rechten en leges voor individuele dienstverlening aan haar burgers. De tarieven van deze rechten en leges dienen zodanig vastgesteld te worden dat de geraamde opbrengsten de geraamde kosten voor het verlenen van de diensten niet overschrijden. De opbrengst van deze zogeheten gebonden heffingen dient alleen ter bestrijding van de kosten die de gemeente voor de betreffende dienstverlening maakt. 
De gemeente is vrij in de besteding van de opbrengst van de ongebonden heffingen (algemene belastingen). De gemeentelijke belastingen en retributies die in 2024 in Oldenzaal worden geheven zijn:

Ongebonden belastingen: Gebonden belastingen:
Onroerendezaakbelastingen Afvalstoffenheffing
Parkeerbelastingen Leges en Rechten
Reclamebelasting Rioolheffing
Toeristenbelasting Marktgelden
  Begraafrechten

Ongebonden belastingen

Onroerendezaakbelastingen
Op basis van artikel 220 van de Gemeentewet kunnen gemeenten onroerendezaakbelastingen (OZB) heffen. De OZB is een algemene belasting. Er is geen relatie tussen de heffing en bepaalde taken van de gemeente. De opbrengst is onderdeel van de algemene middelen.
De OZB is een tijdstipbelasting. Dit betekent dat voor het bepalen van de belastingplicht de situatie per 1 januari van het belastingjaar geldt. Veranderingen in de loop van het jaar, bijvoorbeeld de verkoop van een huis, worden meegenomen in het volgende belastingjaar.

Belastingplichtige
•    eigenaren van woningen;
•    eigenaren van niet-woningen;
•    gebruikers van niet-woningen.
Indien iemand zowel eigenaar als gebruiker is van een niet-woning, dan betaalt hij of zij beide belastingen.

Grondslag
De grondslag voor de berekening van de OZB is de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Deze wordt jaarlijks opnieuw bepaald. Het tarief van de OZB wordt uitgedrukt in een percentage van de WOZ-waarde. Voor iedere groep belastingplichtigen wordt een afzonderlijk tarief vastgesteld. De hoogte van het tarief leidt tot de opbrengst die met de begroting is vastgesteld. De beoogde opbrengst van de OZB per belastingplicht wordt eerst vastgesteld. Vervolgens wordt op basis van de totale WOZ-waarde van de belastingplicht het OZB-tarief berekend. De ontwikkeling van het OZB-tarief is dus naast de ontwikkeling van de OZB-opbrengst afhankelijk van de ontwikkeling van de vastgoedmarkt. Als de gemiddelde waarde op de vastgoedmarkt stijgt, leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van het OZB-tarief. Anders zou de OZB-opbrengst evenredig meestijgen. Andersom geldt hetzelfde. Een negatieve waardeontwikkeling van de vastgoedmarkt leidt tot een verhoging van het OZB-tarief, om te voorkomen dat de OZB opbrengst daalt. De tariefaanpassing op basis van de ontwikkeling van de vastgoedmarkt heeft voor de gemiddelde eigenaar en gebruiker geen effect op de hoogte van de OZB-heffing. Immers, een gemiddeld vastgoedobject volgt de ontwikkeling op de vastgoedmarkt. Overigens zal vanaf 2022 de waarderingen van panden worden afgeleid van een prijs per m2 in plaats van de tot nu toe gehanteerde waardering in m3.

Parkeerbelastingen
Op basis van artikel 225 Gemeentewet kunnen gemeenten in het kader van parkeerregulering parkeerbelastingen heffen. Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden twee belastingen geheven:
•    De parkeerbelasting voor een  plek en een bepaalde tijdsperiode, waarvoor parkeerautomaten zijn geplaatst;
•    De parkeerbelasting voor een door de gemeente verstrekte parkeervergunning.
Hiermee kunnen gemeenten op efficiënte en financieel verantwoorde wijze hun parkeerbeleid realiseren. Er is dus een link naar de financiering van het parkeerbeleid. Maar de opbrengst van het parkeren vloeit in de algemene middelen. 

Reclamebelasting 
Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kunnen gemeenten reclamebelasting heffen. Reclamebelasting kan worden geheven over openbare aankondigingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Het gaat om aankondigingen in letters, symbolen, voorwerpen  kleuren of een combinatie daarvan. De reclamebelasting is in overleg met ondernemers ingevoerd. Voorbeelden zijn gevelreclame, bestickering ramen, posters, vlaggen, uithangborden, luifels of spandoeken. 

Toeristenbelasting
Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet kunnen gemeenten Toeristenbelasting heffen voor overnachtingen van personen binnen de gemeente die niet als ingezetene in de gemeente zijn ingeschreven. Voor zover de belasting wordt geheven van degene die gelegenheid tot verblijf biedt, is deze bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

Gebonden belastingen

Afvalstoffenheffing 
De wettelijke basis voor het heffen van afvalstoffenheffing is geregeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer. Op basis van de Wet Milieubeheer heeft de gemeente de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling van afvalstoffen die afkomstig zijn van particuliere huishoudens. De inzameling van afval wordt uitgevoerd door Twente Milieu. De verwerking van met name restafval en GFT vindt plaats bij Twence. De kosten van de inzameling en verwerking van afvalstoffen wordt betaald uit de afvalstoffenheffing. 

Belastingplichtige
Inwoners zijn verplicht afvalstoffenheffing te betalen, ook als zij geen afval voor inzameling aanbieden. De heffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel waarvoor de gemeente een wettelijke plicht tot inzameling heeft en de inzamelverplichting ook nakomt.

Grondslag
De grondslag voor de berekening van afvalstoffenheffing is niet wettelijk vastgelegd. De gemeente is in principe vrij deze grondslag zelf te bepalen. Met ingang van 2017 wordt iedere belastingplichtige een vast bedrag in rekening gebracht en daarnaast een variabel bedrag op basis van het aantal keren dat huisvuil is aangeboden.

Tarieven per keer afval aanbieden 2023 2024
Vast bedrag € 219,96 € 210,60
Grijze restafvalcontainer 140 ltr  € 5,34 € 5,88
Grijze restafvalcontainer 240 ltr  € 9,16 € 10,08
Ondergrondse container (milieupas)  € 1,14 € 1,26
Groene gft-container 140 ltr  € 0,00 € 0,00
Groene gft-container 240 ltr € 0,00 € 0,00
Oranje verpakkingencontainer 240 ltr  € 0,00 € 0,00

 

Afval
Kosten taakvelden incl. omslagrente 3.495.300
Inkomsten taakvelden excl. Heffingen -659.223
Toe te rekenen kosten
Overhead 57.095
Openbare orde en veiligheid 66.079
Verkeer en vervoer 50.000
Inkomensregelingen 195.345
BTW 685.118
Totaal toe te rekenen 1.053.637
Totale kosten 3.889.714
Opbrengst heffingen -3.889.714
Dekkingspercentage 100%

Uit vorenstaand overzicht blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke kosten komt van het taakveld afval. De kosten zitten vooral in het daadwerkelijk inzamelen en verwerken van het bedrijfs- en huishoudelijke afval. Ook het scheiden van afval en het recyclen ervan valt hieronder. 
Daarnaast begroten wij het taakveld overhead. Dit zijn kosten die worden gemaakt door de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin. Naar verwachting zal geld worden uitgegeven aan taken die onder het taakveld verkeer en wegen vallen. Zo draagt het schoonmaken en het schoonhouden van de wegen bij aan een afvalvrije openbare ruimte.

Kwijtschelding
Sommige huishoudens kunnen een tegemoetkoming in de kosten krijgen. Deze huishoudens betalen anders door de invoering van Diftar extra afvalstoffenheffing of kosten die zij niet kunnen opbrengen. Het gaat hierbij om huishoudens die in aanmerking komen voor kwijtschelding en huishoudens met onvermijdbaar medisch afval. Wanneer men in aanmerking komt voor kwijtschelding, krijgt men het basistarief van € 210,60 kwijtgescholden en maximaal € 60,48 voor het variabele tarief (afvalstoffenheffing variabele deel voor 6 keer = 6 * € 10,08). In totaal is de kwijtschelding afvalstoffenheffing maximaal € 271,08. 

Leges en rechten
De mogelijkheid tot het heffen van leges is geregeld in artikel 229, lid 1, b van de Gemeentewet. De gemeente levert op aanvraag van individuele burgers een uiteenlopend pakket aan diensten. Door het heffen van leges worden de kosten die hiervoor worden gemaakt in principe verhaald op de burger die de dienst afneemt. Voorbeelden zijn het verstrekken van een paspoort of het verlenen van een vergunning. Degene die de dienst aanvraagt betaalt ook de leges. De heffingsmaatstaf is zeer divers en wordt vermeld in de tarieventabel die hoort bij de legesverordening.

Kostendekkendheid
De leges zijn in de tarieventabel van de legesverordening ingedeeld in drie hoofdstukken:
•    hoofdstuk 1, algemene dienstverlening;
•    hoofdstuk 2, dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet;
•    hoofdstuk 3, dienstverlening vallend onder dienstenrichtlijn en niet vallend onder hoofdstuk 2.

Op grond van artikel 229b van de Gemeentewet mag de legesverordening als geheel bezien maximaal kostendekkend zijn. Niet elke post zal dus afzonderlijk op zijn kostendekkendheid worden beoordeeld. Dit laatste zou ook moeilijk realiseerbaar zijn gezien het feit dat de kosten voor de individuele diensten moeilijk zijn te bepalen. Dat neemt niet weg dat een gemeente wel een kostendekkendheid per dienst of per samenhangende groep van diensten mag nastreven, als de gemeente in dit opzicht maar een consequente lijn volgt.
Op grond van het bovenstaande is het mogelijk om kruissubsidiëring toe te passen. Onder kruissubsidiëring wordt verstaan: het hoger stellen van tarieven van leges voor sommige diensten om daarmee de tarieven voor andere diensten laag te kunnen houden. Daarnaast kan bij de tariefstelling uitdrukking worden gegeven aan het profijtbeginsel. Dat is een aparte beleidsmatige afweging. Onderlinge verschillen in, op zichzelf geoorloofde, kostendekkingspercentages tussen groepen van diensten zijn niet in strijd met de wet of met enig algemeen rechtsbeginsel.

De mogelijkheden tot kruissubsidiëring zijn door de komst van de Europese Dienstenrichtlijn (EDR) beperkter geworden. De EDR maakt kruissubsidiëring binnen een cluster van samenhangende vergunningstelsels mogelijk. Dit betreft alleen de diensten aan dienstverrichters waarop de EDR van toepassing is (hoofdstuk 3 van de Legesverordening). De wetgever heeft hierin geen aanleiding gezien om artikel 229b van de Gemeentewet te wijzigen. De EDR doorkruist daarmee de wettelijke regeling van artikel 229b Gemeentewet.

Bij de introductie van de Wabo in 2010 (omgevingsvergunning, zie hoofdstuk 2 van de Legesverordening) ging de wetgever ervan uit dat kruissubsidiëring tussen het cluster omgevingsvergunning en andere in de legesverordening opgenomen dienstverleningen niet mogelijk is. De wens van de wetgever is echter niet in een wettelijke bepaling vastgelegd, zodat in principe artikel 229b van de Gemeentewet onverkort geldt. Wij gaan echter uit van maximaal 100% kostendekkendheid binnen hoofdstuk 2. Voor een aantal tarieven binnen hoofdstuk 1 geldt dat deze door het rijk zijn gemaximeerd: paspoorten, rijbewijzen, kansspelen en wet bescherming persoonsgegevens.

Kostendekkendheid leges per titel

Legesverordening OMSCHRIJVING Lasten taakvelden Overhead Totale lasten Leges/andere inkomsten Totale baten Kostendekkendheid
1.1 Burgerlijke Stand 66.261 19.139 85.400 -70.291 -70.291 82,31%
1.2 Reisdocumenten/Ned. Identeitskaart 135.785 33.350 169.135 -196.800 -196.800 116,36%
1.3 Rijbewijzen 83.596 20.770 104.366 -169.253 -169.253 162,17%
1.4 Verstrekking basisregistratie personen 67.270 44.953 112.223 -14.012 -14.012 12,49%
1.7 Bestuursstukken 0 0 0 -625 -625 100,00%
1.8 Vastgoed informatie 0 0 0 -1.737 -1.737 100,00%
1.9 Overige publiekszaken 26.073 0 26.073 -12.000 -12.000 46,02%
1.18 Verkeer en vervoer 13.302 4.801 18.103 -117.762 -117.762 650,51%
1.19 Diversen 357.657 256.323 613.980 -35.000 -35.000 5,70%
totaal hoofdstuk 1 749.944 379.336 1.129.280 -617.480 -617.480 54,68%
2 Diensten Omgevingswet 3.375.362 1.190.309 4.565.671 -719.000 -719.000 15,75%
totaal hoofdstuk 2 3.375.362 1.190.309 4.565.671 -719.000 -719.000 15,75%
totaal leges 4.125.306 1.569.645 5.694.951 -1.336.480 -1.336.480 23,47%

Begraafrechten
Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet wordt een vergoeding gevraagd voor het gebruik van de begraafplaatsen en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaatsen. De heffing wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven zoals die in de verordening begraafrechten zijn opgenomen. 

Begraafplaatsen
Kosten taakvelden incl. omslagrente 393.585
Inkomsten taakvelden excl. Heffingen -9.094
384.491
Toe te rekenen kosten
Overhead 106.044
Tractie / gebouwenonderhoudsplan 11.862
Totaal toe te rekenen 117.906
Totale kosten 502.397
Opbrengsten -219.595
Dekkingspercentage 43,71%

Marktgelden
Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet kan de gemeente een recht heffen voor het ter beschikking stellen van een standplaats op een deel van de openbare ruimte die gebruikt wordt voor een markt. Belastingplichtig is degene aan wie de standplaats beschikbaar is gesteld. 
In totaal verwachten we het komende jaar € 51.014 aan kosten te maken om deze zorgplichten na te komen. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij uit op welke taakvelden wij deze kosten zullen maken.

Markten
Kosten taakvelden incl. omslagrente 51.014
Inkomsten taakvelden excl. Heffingen 0
Toe te rekenen kosten
Overhead 0
Totaal toe te rekenen 0
Totale kosten 51.014
Opbrengsten -51.014
Dekkingspercentage 100,00%

Rioolheffing
De wettelijke basis voor het heffen van rioolheffing ligt in artikel 228a van de Gemeentewet. In de rioolheffing worden kosten doorgerekend die verbonden zijn aan het in stand houden van het gemeentelijk rioleringsstelsel. 

Met de invoering in 2008 van de Wet gemeentelijke watertaken heeft de gemeente naast de zorgplicht voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater en regenwater ook de zorgplicht voor het grondwater. Daarmee is ook de mogelijkheid ontstaan om de kosten die verbonden zijn aan de taken die voortvloeien uit de Wet gemeentelijke watertaken, toe te rekenen aan de rioolheffing. 
De rioolheffing is een bestemmingsheffing (bestemming is watertaken), er staan geen aanwijsbare tegenprestaties tegenover. Wij hanteren één rioolheffing voor alle watertaken.

Elke gemeente is verplicht een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen. In een GRP wordt meerjarig inzicht gegeven in de kosten die gemaakt worden voor de instandhouding van het gemeentelijk rioolstelsel. U heeft  in 2020 het GRP 2021-2025 vastgesteld en bepaald dat deze jaarlijks wordt geactualiseerd. De kosten die hiervoor worden gemaakt, worden met de rioolheffing verhaald op de eigenaren en gebruikers van woningen en niet-woningen.

Riolering
Kosten taakvelden incl. omslagrente 2.367.355
Inkomsten taakvelden excl. Heffingen -676
2.366.679
Toe te rekenen kosten
Overhead 129.109
Tractie (onderhoud voertuigen) 58.175
Verkeer en vervoer 475.000
Storting in voorziening 62.952
Inkomensregelingen 71.969
BTW 381.474
Totaal toe te rekenen 1.178.679
Totale kosten 3.545.358
Opbrengsten -3.545.358
Dekkingspercentage 100%

In totaal verwachten we het komende jaar € 3.545.358 aan kosten te maken om de zorgplichten na te komen. Om deze kosten transparant te maken splitsen wij eerst uit op welke taakvelden wij deze kosten zullen maken. Vervolgens gaan wij in op de herkomst van de middelen voor het dekken van deze taken.
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat veruit het grootste deel van de gemeentelijke kosten komt van het taakveld riolering (€2.366.679). De kosten zitten vooral in daadwerkelijk nakomen van onze gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater. 

Straatvegen doet de gemeente Oldenzaal om drie redenen. Voor het functioneren van de riolering, vanwege het feit dat mensen hun afvalstoffen verkeerd aanbieden (weggooien) en voor de verkeersveiligheid. Een exacte verdeling tussen de drie redenen is niet te bepalen. Bladafval verstopt de kolken van het rioolstelsel en daarom weegt die functie zwaarder mee. Op grond van bovenstaande inschatting rekening wij circa 60% toe aan de rioolheffing.
Naar verwachting zullen wij € 475.000 uitgeven aan taken die onder het taakveld verkeer en vervoer vallen (bestaande uit € 410.000 straatreiniging, € 50.000 waterlopen en € 15.000 baggeren). Zo passen we wegen en straten op een manier aan dat het hemelwater bij hevige regenval enige tijd op straat kan worden geborgen en vertraagd kan afvloeien. Dit voorkomt overbelasting van het stelsel bij piekbelasting. Vanwege areaaluitbreiding rekenen wij in 2024 ook een bedrag van ruim € 27.000 toe voor onderhoud Wadi's. Daarnaast begroten wij ruim € 129.000 voor het taakveld overhead. Dit zijn kosten die wij maken voor de sturing en ondersteuning van medewerkers in brede zin.

De tarieven voor 2024 komen dan uit op: 
Eenheidstarief  2024 € 114,60 (was 2023 € 101,64) 
(totaal aantal eenheden voor berekening eenheid tarief:  30.951)

Woonlastenontwikkeling

Terug naar navigatie - Woonlastenontwikkeling

De hoogte van de gemeentelijke woonlasten krijgt regelmatig aandacht in de media. Onder woonlasten verstaan we: onroerendezaakbelastingen, afvalstoffen- en rioolheffing. Het zijn belastingen en tarieven waarmee ieder huishouden in een gemeente jaarlijks te maken krijgt.
Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) publiceert jaarlijks de Atlas van lokale lasten. Men vergelijkt daarin per gemeente de woonlasten van een woning met een voor die gemeente gemiddelde waarde. In onderstaand overzicht wordt de ontwikkeling van de woonlasten 2023 ten opzichte van 2022 van alle diverse Overijsselse gemeenten weergegeven: 

bruto woonlasten stijging in % tov 2022
éénpersoonshuishouden meerpersoonshuishouden 1-pers meerpers
2022 2023 2022 2023
Almelo 943 967 986 1011 2,50% 2,50%
Borne 884 936 914 967 5,90% 5,80%
Dalfsen 793 790 822 818 -0,40% -0,50%
Deventer 869 869 917 913 -0,10% -0,40%
Enschede 927 938 962 966 1,20% 0,50%
Haaksbergen 973 1039 1021 1039 6,80% 1,80%
Hardenberg 804 805 849 848 0,10% -0,10%
Hengelo 860 889 901 928 3,40% 3,00%
Losser 960 1028 990 1059 7,00% 6,90%
Oldenzaal 828 856 864 892 3,40% 3,20%
Raalte 815 803 860 848 -1,50% -1,40%
Twenterand 916 940 957 981 2,60% 2,60%
Zwartewaterland 728 745 799 818 2,40% 2,30%
Zwolle 740 778 800 815 5,10% 1,90%
Overijssel 835 867 868 896 3,80% 3,20%
Nederland 826 867 904 944 5,00% 4,40%

De woonlasten van Oldenzaal behoren tot de laagste in de regio. In onderstaand overzicht is de rangorde op de woonlastenladder van Coelo vermeld. In 2023 had de nummer 1 de laagste woonlasten, nummer 352 de hoogste, in 2022 waren er 349 gemeenten.

rangorde
2022 2023
Almelo 260 260
Borne 174 203
Dinkelland 140 117
Enschede 236 202
Haaksbergen 290 276
Hellendoorn 161 169
Hengelo 159 165
Hof van Twente 0* 250
Losser 268 289
Oldenzaal 112 121
Rijssen-Holten 1 5
Tubbergen 56 38
Twenterand 230 225
Wierden 150 146
nummer 1 laagste woonlasten, nummer 349 de hoogste nummer 1 laagste woonlasten, nummer 352 de hoogste
* De OZB tarieven in Hof van Twente voor 2022 waren ten tijde van het maken van de Coelo Atlas 2022 nog niet bekend,
daarom kon de rangorde voor deze gemeente in 2022 niet berekend worden.

Kwijtscheldingsmogelijkheden

Terug naar navigatie - Kwijtscheldingsmogelijkheden

De gemeente moet bij het vaststellen van kwijtschelding landelijke regels toepassen. Binnen deze mogelijkheden zijn de volgende eigen beleidskeuzes gemaakt:
•    Voor de riool- en voor de afvalstoffenheffing (vast bedrag en deel variabel bedrag) is kwijtschelding mogelijk, waardoor minima geen woonlasten betalen;
•    Voor extra containers wordt geen kwijtschelding afvalstoffenheffing verleend en ook geen kwijtschelding rioolheffing eigenaar;
•    Bij de normkosten van bestaan wordt uitgegaan van 100% van de bijstandsnorm;
•    Ondernemers voor de privébelastingen zijn gelijkgesteld met particulieren;
•    Kosten voor kinderopvang worden in aanmerking genomen als uitgaven bij de berekening van de betalingscapaciteit en;
•    Bij de normkosten van bestaan voor AOW’ers wordt uitgegaan van 100% van de netto AOW-norm.
•    Het totale bedrag aan wettelijk toegestane financiële middelen wordt in de gemeente verhoogd met:
       1. het maximumbedrag van € 2.000,- genoemd in artikel 4, onder a, van de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden voor de belastingschuldige en zijn echtgenoot,
       2. 75% van het bedrag genoemd onder 1 voor een alleenstaande, en
       3. 90% van het bedrag genoemd onder 1 voor een alleenstaande ouder. 

Voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen in het kader van het minimabeleid is voor 2024 uitgegaan van een totaalbedrag van € 267.314. Hierbij gaat het om:
•    Afvalstoffenheffing € 195.345
•    Rioolheffing  € 71.969

De gederfde inkomsten voor de riool- en afvalstoffenheffing worden gecompenseerd via een verhoging van het tarief van de betreffende heffing.